Bladrollers

De bladrollers (Tortricidae) is één van de grootste families binnen de microvlinders met wereldwijd zo’n 10.000 beschreven soorten waarvan in Europa zo’n kleine 1000. Het lichaam is meestal bruin, groen of grijs. De naam hebben ze te danken aan de rups die een blad oprolt en daarin leeft. De rechthoekige vleugels lijken vrij breed en in rusttoestand worden ze als een dak gevouwen. De kop is bedekt met ruwe schubben en de spanwijdte bedraagt zo’n 8 tot 40 mm. Kenmerkend voor bladrollers is de vrij brede voorvleugel met een duidelijke binnenrandhoek, de hoek tussen de binnenrand en de achterrand. Veel soorten hebben een brede vleugelbasis waardoor in de rusthouding de vlinder de zogenaamde ‘klok-vorm’ krijgt. De achtervleugel is minstens zo breed, soms breder, dan de voorvleugel. De antennes zijn kort, kleiner dan 2/3 van de lengte van de voorvleugel. De palpen zijn kort, hangend, naar voren stekend, soms iets krom omhoog.

In zo’n grote groep is het niet verwonderlijk dat de levenswijze erg verschillend is. De larven van veel soorten boren zich in bloemkoppen, zaden, stengels of wortels van planten om zich te voeden waar anderen zich voeden met het spinsel op bladen van hun waardplant. Een aantal zijn polyfaag en anderen zijn weer gericht op 1 of hooguit enkele waardplanten. Een aantal soorten hebben maar 1 generatie per jaar, maar de meesten hebben 2 of meer generaties. Sommige volwassen exemplaren vliegen overdag, anderen juist bij schemer of in de nacht.

Er zijn voor nu drie subfamilies binnen de familie van bladrollers waarvoor ik soorten heb ontdekt, de Cnephasiinae, de Olethreutinae en de Tortricinae.

Geisha - 2019 Groene eikenbladroller - 2019