De witjes (Pieridae) doen hun naam geen eer aan. Deze vlinderfamilie bestaat juist uit vlinders met een grote verscheidenheid aan kleuren en sommige soorten hebben een opvallende vleugeltekening. Alhoewel voornamelijk geel, wit en oranje voorkomen zie je ook wel rood en zwart. De spanwijdte is meestal rond de 50 mm en alle pootjes hebben gevorkte klauwtjes. Mannetjes en vrouwtjes zijn veelal verschillend van uiterlijk. Qua bescherming tegen bepaalde vijanden hebben de witjes een speciale techniek. Ondanks dat vogels ze wel zien zitten, passen ze wel op om ze op te eten. De witjes hebben namelijk gifstoffen opgenomen uit de waardplant toen de rups daarvan at. Bij de koolwitjes zijn dat mosterdoliën uit de kruisbloemigen. De vogels kijken dus wel uit om ze op te eten en mocht dat wel een keer gebeuren dan worden ze snel weer uitgespuugd. De citroenvlinder, die deze gifstoffen niet heeft, geniet van het feit dat hij wel wat weg heeft van een witje en wordt daardoor met rust gelaten tijdens de vliegperiode die overeenkomt met die van de witjes.
Onderfamilie: Coliadinae
Geslacht: Colias
Oranje luzernevlinder – 2020 (NL)
(NCBI-index: 72248)
Tijdens een wandeling in een gebied waar ik wel vaker rondloop was ik blij verrast de oranje luzernevlinder (Colias crocea) tegen te komen. Dit is een trekvlinder die niet veel wordt waargenomen behalve dan in het zuiden van Nederland en in kustgebieden. De bovenkant van de vleugels is oranjegeel en langs de achterrand van zowel de voor- als achtervleugel is een brede bruinzwarte band te zien. Bij het mannetje zijn lichte aders in deze donkere band te zien en bij het vrouwtje oranjegele vlekken. De onderkant van beide vleugels zijn geel met enkele lichtbruine vlekjes waarbij de achtervleugel een soort groenige spikkeling heeft. Op de onderkant van de achtervleugel is daarnaast een centrale witte vlek te zien omgeven met een lichtbruine zone. Op de onderkant van de voorvleugel zit daarentegen een zwarte stip. De spanwijdte bedraagt 57-62mm en de vliegperiode is in meerdere generaties van mei tot oktober. Waardplant: Rode klaver, rolklaver, wikke en luzerne. Engelse benaming: Clouded Yellow. Friese benaming: Oranje luzerneflinter.
Vliegperiode:
Onderfamilie: Coliadinae
Geslacht: Eurema
Gewone grasgeeltje – 2010 (JP)
(NCBI-index: 76203)
Het gewone grasgeeltje (Eurema hecabe) is een dagvlinder die niet in Europa voorkomt, maar in Azië of Afrika. Ik heb deze vlinder dan ook voor het eerst gezien in Japan tijdens een werkbezoek. De vleugels zijn citroengeel met op de onderkant bruine spikkels en enkele kleinere bruine vlekjes. De bruine spikkels zijn talrijk aanwezig bij de ssp. mandarina die in Japan veel voorkomt. Bij de ssp. contubernalis, welke ik in Indonesië op Bali heb gezien, is deze spikkeling nagenoeg afwezig. De bovenkant van de voor- en achtervleugel zijn geel. Op de voorvleugel is een bruine zone is te zien die vanaf de vleugelpunt vrij breed begint langs de achterrand steeds smaller wordt. De spanwijdte bedraagt 35-45mm. Waardplant: acacia en gouden regen. Engelse benaming: Common Grass Yellow. Friese benaming: –
Onderfamilie: Coliadinae
Geslacht: Gonepteryx
Citroenvlinder – 2014 (NL)
(NCBI-index: 78609)
De citroenvlinder (Gonepteryx rhamni) is een standvlinder die rondvliegt in één generatie van februari tot oktober en de spanwijdte bedraagt 60mm. De grondkleur van beide vleugels is gelijk. Bij het mannetje is dit meer citroengeel en bij het vrouwtje licht groenwit. Zowel de voor- als achtervleugel zijn in de vorm van een boomblad waarbij de scherpe punt van de achtervleugel goed opvalt. Waardplant: sporkehout en wegedoorn. Engelse benaming: Brimstone. Friese benaming: Sitroenflinter.
Vliegperiode:
Onderfamilie: Coliadinae
Geslacht: Phoebis
Grote oranje citroenvlinder – 2024 (MX)
(NCBI-index: 72261)
Tijdens een vakantie in Mexico helaas niet zoveel vlinders gezien, maar de grote oranje citroenvlinder (Phoebis agarithe) viel wel op met zijn helder geeloranje kleuren. Net als de in Nederland vroeg vliegende citroenvlinder (Gonepteryx rhamni) blijft deze opvallend gekleurde vlinder in rusthouding met zijn vleugels dicht zitten op een struik of plant. De bovenkant van de vleugels zijn bij het mannetje helder oranje zonder verdere markeringen. Het vrouwtje komt in twee vormen voor, roze wit en oranjegeel. Bij zowel het mannetje als vrouwtje bevindt zich een bruine dwarslijn op de onderkant van de voorvleugel. De wintervorm heeft veel bruine markeringen op de onderkant van de achtervleugel terwijl dat bij de zomervorm veel minder is. Verder vallen de soms twee aanwezige witte vlekjes op de onderkant van de achtervleugel goed op. De vliegperiode is gedurende het gehele jaar en de spanwijdte bedraagt 57-86mm. Waardplant: Phitecellobium en Inga species. Engelse benaming: Large Orange Sulphur. Friese benaming: –
Vliegperiode:
Onderfamilie: Pierinae
Stam: Anthocharini
Geslacht: Hebomoia
Groot oranjetipje – 2022 (INA)
(NCBI-index: 152600)
Het groot oranjetipje (Hebomoia glaucippe) is wit met voorvleugels die een feloranje vleugelpunt hebben. Het oranje wordt omgeven met zwart waarbij de vleugelrand een brede zwarte zone heeft en vanuit de rand dunne zwarte lijnen naar binnen gaan zodat oranje ovale vlakken ontstaan. De onderkant is vergelijkbaar, maar de achtervleugels zijn lichtbruin en lijken op het oppervlak van een dood blad. Mannetjes en vrouwtjes lijken op elkaar. Dit in tegenstelling tot het oranjetipje (Anthocharis caramines) waar bij het mannetjes bijvoorbeeld de vleugelpunt van de voorvleugel oranje is en bij het vrouwtje niet. Mannetjes brengen het grootste deel van hun tijd zittend op de grond door met hun vleugels gesloten. In deze positie zien ze eruit als een dood blad en zijn ze gecamoufleerd tegen roofdieren. Tussen het neerstrijken door vliegen mannetjes rond op zoek naar vrouwtjes. De spanwijdte bedraagt 90-100mm. Waardplant: Lantana, Musenda. Engelse benaming: Large Orange-tip. Friese benaming: –
Onderfamilie: Pierinae
Stam: Pierini
Geslacht: Anthocharis
Oranjetipje – 2008 (NL)
(NCBI-index: 227532)
Het oranjetipje (Anthocharis cardamines) is een standvlinder die in Nederland van eind maart tot begin juni rondvliegt in één generatie. De spanwijdte bedraagt 45-50mm. In het Noorden kom ik ze niet vaak tegen. De onderkant van de achtervleugel is geelachtig groen. Het mannetje valt op door de oranje vleugelpunten op de bovenkant van de voorvleugels waar het vrouwtje alleen zwarte vleugelpunten heeft. Beide hebben ze een zwarte punt op de bovenkant van de voorvleugel. Waardplant: pinksterbloem en look-zonder-look. Engelse benaming: Orange-tip. Friese benaming: Oranjetipke.
Vliegperiode:
Onderfamilie: Pierinae
Stam: Pierini
Geslacht: Aporia
Groot geaderd witje – 2023 (DE)
(NCBI-index: 129397)
Een heel indrukkende vlinder en een wens om eindelijk eens te zien was het groot geaderd witje (Aporia crataegi). Deze vlinder is als standvlinder sinds 1975 uit Nederland verdwenen. Hij valt met name op vanwege zijn grootte en het gracieus rondfladderen. Het is de enige grote witte vlinder waarbij alle aderen zwart zijn en er geen andere markeringen zijn. Alleen de zwarte apollovlinder (Parnassius mnemosyne) is vergelijkbaar, maar deze heeft twee grote zwarte vlekken op de voorvleugel. De zwarte voorvleugeladers zijn zowel op de boven- als op de onderkant duidelijk te zien. Bij het mannetje is de voorvleugel wit beschubd, bij het vrouwtje is deze vrijwel kaal en doorzichtig. De vliegperiode is in één generatie van eind mei tot begin juli en de spanwijdte bedraagt 69-76mm. Waardplant: sleedoorn, meidoorn en lijsterbes. Engelse benaming: Black-veined White. Friese benaming: Grutte swartstreek wytflinter.
Vliegperiode:
Onderfamilie: Pierinae
Stam: Pierini
Geslacht: Appias
Bruingerand witje – 2022 (INA)
(NCBI-index: 441318)
Tijdens mijn vakantie op Bali kwam ik het bruingerand witje (Appias lyncida) tegen. Aangezien er wel een Engelse naam is, maar geen Nederlandse heb ik voorlopig deze naam aan de vlinder gekoppeld. Mocht er aanleiding zijn om dit aan te passen dan zal ik de naam veranderen. Het mannetje en vrouwtje zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden. De bovenkant van zowel de voor- als achtervleugel zijn bij het mannetje wit met langs de achterrand zwarte keggen en langs de voorrand een zwarte spikkeling. Het vrouwtje is daarentegen bruin aan de bovenkant van beide vleugels met vier opvallende langwerpige witte vlekken. De achtervleugel van het mannetjes is aan de onderkant geel met een brede bruine band langs de rand. Bij het vrouwtje ontbreekt deze gele kleur, maar soms zie je nog wel exemplaren met een vaalgele kleur. Opvallend is de geur van chocolade die soms afgescheiden wordt. Vandaar ook de Engelse naam. De vliegperiode is hoofdzakelijk van maart tot augustus, maar wordt ook gezien in oktober. De spanwijdte bedraagt 45-55mm. Waardplant: heilige knoflookpeer. Engelse benaming: Chocolate Brown. Friese benaming: –
Vliegperiode:
Onderfamilie: Pierinae
Stam: Pierini
Geslacht: Pieris
Klein geaderd witje – 2009 (NL)
(NCBI-index: 78633)
Het klein geaderd witje (Pieris napi) wordt vaak verward met het kleine koolwitje. De aders op de onderkant van de achtervleugel zijn duidelijk zichtbaar en direct naast de aders is een grijsgroene bestuiving aanwezig. Op de bovenkant van de voorvleugel zit één zwarte vlek (mannetje) of twee zwarte vlekken (vrouwtje). De zwarte vlek in de vleugelpunt loopt geleidelijk naar beneden. Het klein geaderd witje vliegt in meerdere generaties rond van maart tot oktober en de spanwijdte bedraagt 50mm. Waardplant: pinksterbloem en look-zonder-look. Engelse benaming: Green-veined White. Friese benaming: Lytse swartstreek wytflinter.
Vliegperiode:
Onderfamilie: Pierinae
Stam: Pierini
Geslacht: Pieris
Groot koolwitje – 2013 (NL)
(NCBI-index: 7116)
Het groot koolwitje (Pieris brassicae) is een trekvlinder die zeer algemeen in Nederland voorkomt. Ze vliegen in meerdere generaties rond van maart tot november en de spanwijdte bedraagt 63-70mm. Dit witje heeft een grote donkere zwarte vleugelpunt die zich uitbreidt langs de voor- en achterrand. Hiermee is het groot koolwitje ook te onderscheiden van het klein koolwitje. De aders aan de onderkant zijn niet grijsgroen bestoven. De onderkant van de vleugels zijn crème wit en er zijn twee zwarte stippen te zien. Waardplant: look-zonder-look, zandraket, zeekool en damastbloem. Engelse benaming: Large White. Friese benaming: Grutte wite koalflinter.
Vliegperiode:
Onderfamilie: Pierinae
Stam: Pierini
Geslacht: Pieris
Klein koolwitje – 2015 (NL)
(NCBI-index: 64459)
Het klein koolwitje (Pieris rapae) wordt gemakkelijk verward met het klein geaderd witje. Het klein koolwitje heeft echter geen groengele bestuiving langs de aders aan de onderkant. Daarnaast is de zwarte vlek op de voorvleugel in de punt recht afgesneden en vloeit niet naar beneden. Op de bovenkant zijn 1 of 2 zwarte stippen te zien. Het klein koolwitje vliegt in meerdere generaties rond van maart tot november en de spanwijdte bedraagt 48mm. Waardplant: reseda. Engelse benaming: Small White. Friese benaming: Lytse wite koalflinter.
Vliegperiode:
Onderfamilie: Pierinae
Stam: Pierini
Geslacht: Pontia
Resedawitje – 2008 (JO)
(NCBI-index: 441325)
Het resedawitje (Pontia daplidice) is een trekvlinder die in Nederland niet veel voorkomt. Deze vlinder zijn rond de Middellandse Zee veel algemener waar ik hem dan ook heb gespot tijdens een werkbezoek aan Jordanië. De onderkant van de achtervleugel is groengeel gemarmerd en op de onderkant van de voorvleugel zit een zwarte vlek. De spanwijdte bedraagt 48-52mm. Waardplant: raket en zandkool. Engelse benaming: Bath White. Friese benaming: Resedaflinter.