Vuurvlinders

Voor een juiste determinatie van vuurvlinders (Lycaeninae), een subfamilie van de Lycaenidae, is het belangrijk om goed op de onderkant van de vleugels te letten. Met name bij vrouwtjes, die soms moeilijk te herkennen zijn, is dit van belang. Vuurvlinders zijn vaak vuurrood aan de bovenkant van de vleugels en bij vele soorten ligt er nog een violette kleur over de vleugels heen.

 

Geslacht: Lycaena

Kleine vuurvlinder – 2016 (NL)
(NCBI-index: 282391)

De kleine vuurvlinder (Lycaena phlaeas) is een dagvlinder en vliegt gedurende het jaar in drie generaties rond, van eind april tot eind juni, van eind juni tot begin oktober en van begin september tot eind oktober. Mannetjes zijn territoriaal, kiezen vaak een kaal stuk grond of een steen waar ze wachten om achter vrouwtjes aan te jagen. Ze zijn agressief naar passerende insecten en keren terug naar hun plek zodra de jacht voorbij is. Determinatie is redelijk eenvoudig waarbij de bovenkant van de achtervleugel lichtgrijs of donker (zomervorm) is met een oranjerode band in de binnenste randzone. De bovenkant van de voorvleugel is oranjerood met zwarte stippen en met een donkere rand. De spanwijdte is 32-35 mm. Waardplant: schapenzuring. Engelse benaming: Small Copper. Friese benaming: Lytse fjoerflinter.

Vliegperiode:

 

Geslacht: Lycaena

Bruine vuurvlinder – 2017 (NL)
(NCBI-index: 266947)

De bruine vuurvlinder (Lycaena tityrus) is een dagvlinder die schaars voorkomt in Nederland. Deze standvlinder vliegt in één of meerdere generaties rond van april tot oktober. De bovenkant van de voorvleugel van het mannetje is bruin met zwarte stippen waar het vrouwtje een patroon van oranje-gele vlekjes vertoond. De achtervleugel is voor beide bruin met oranje vlekjes bij de achterrand. De onderkant van de vleugels zijn grijs met zwarte vlekjes en oranje maanvlekken bij de buitenste rand. Het vrouwtje heeft aan de onderkant van de voorvleugel een oranje gloed wat bij het mannetje ontbreekt. De franjes zijn intens wit. De spanwijdte bedraagt 28-30 mm. Waardplant: schapenzuring. Engelse benaming: Sooty Copper. Friese benaming: Brune fjoerflinter.

Vliegperiode:

 

Geslacht: Lycaena

Rode vuurvlinder – 2023 (DE)
(NCBI-index: 2.505786)

In Nederland is de rode vuurvlinder (Lycaena hippothoe) sinds 1946 geen standvlinder meer en daarmee de eerste uitgestorven soort voor Nederland. Ik ben daarom ook apart naar Duitsland gereisd om deze soort een keer te zien. De bovenkant van de voorvleugel en achtervleugel van het mannetje is donkeroranje met een roodviolette glans. Bij het vrouwtje is de bovenkant van de voorvleugel dof oranje met bruine vlekken. De regelmatige rij van submarginale en postdiscale vlekken is karakteristiek. De bovenkant van de achtervleugel is bruin met een oranje band langs de achterrand. De vlekken op de onderkant van de achtervleugel zijn even klein of iets kleiner dan die op de voorvleugel alleen de achtervleugel heeft soms een onvolledige oranje band langs de achterrand. Bij het mannetje is op de bovenkant van de voorvleugel een opvallende paarse zweem langs de voorrand te zien evenals op de bovenkant van de achtervleugel onder de middencel. De vliegperiode is in één generatie van begin juni tot eind juli en de spanwijdte bedraagt 34-38 mm. Waardplant: veldzuring en schapenzuring. Engelse benaming: Purple-edged Copper. Friese benaming: Reade fjoerflinter.

Vliegperiode:

 

Geslacht: Lycaena

Blauwe vuurvlinder – 2023 (BE)
(NCBI-index: 2.795559)

Een geweldig mooie maar zo kleine vlinder dat je hem bijna niet kunt ontdekken. De blauwe vuurvlinder (Lycaena helle) is zeer kenmerkend en het is bijna onmogelijk hem te verwarren met andere vuurvlinders. De violette glans over de oranje en zwarte delen op de bovenkant van de vleugels is opvallend en met name bij het mannetje duidelijk waarneembaar. Het vrouwtje is wat groter en krachtig getekend en de violette glans is beperkt of soms ook afwezig. De submarginale band op de achtervleugel is helder oranje. De onderkant van de voorvleugel is oranje met zwarte vlekjes waarbij de vlekjes in de buitenste zone op een rij liggen en aan de binnenkant wit afgetekend zijn. De onderkant van de achtervleugel is bruin met een duidelijke oranje band in de buitenste zone die aan de binnenkant begrensd is met zwarte vlekken die wit afgetekend zijn. De vliegperiode is in één generatie van mei tot eind juli en de spanwijdte bedraagt 24-26 mm. Waardplant: adderwortel. Engelse benaming: Violet Copper. Friese benaming: Blaue fjoerflinter.

Vliegperiode:

 

Geslacht: Lycaena

Morgenrood – 2024 (CH)
(NCBI-index: 282395)

De bovenkant van de vleugels van het mannetje van de morgenrood (Lycaena virgaureae) is glanzend oranje. Bij het vrouwtje is de bovenkant van de vleugels oranje met een duidelijke, zwarte tekening. De onderkant van de achtervleugel is oranjegrijs met weinig zwarte stippen en enkele witte vlekjes. Deze witte vlekjes vormen een karakteristiek kenmerk dat bij geen enkele andere vuurvlinder voorkomt. Voor deze opvallend felgekleurde vlinder moet je echt wel Midden-Europa waar hij in bloemrijke, vrij vochtige graslanden en bosachtige omgeving zijn biotoop heeft. De vliegperiode is één generatie van juli tot september afhankelijk van de hoogte en plaats. De spanwijdte bedraagt 34-38 mm. Waardplant: veldzuring, schapenzuring. Engelse benaming: Scarce Copper. Friese benaming:

Vliegperiode:

 

Geslacht: Lycaena

Violette vuurvlinder – 2025 (IT)
(NCBI-index: 282377)

Voor sommige vlinders leer je de verschillen te herkennen of hoe je ze het beste kan fotograferen. Voor de violette vuurvlinder (Lycaena alciphron) werd mij vertelt voorzichtig met de hand schaduw te maken zodat hij zijn vleugels spreidt. Zodra je zon weer op de vlinder laat schijnen door het wegtrekken van je hand moet je snel een foto maken. Op deze manier kun je bij het mannetje de violette glans van de bovenkant van de vleugels fotograferen. Je moet echter wel snel reageren, want hij slaat dan zijn vleugels snel weer dicht. Er zijn twee ondersoorten in Frankrijk: alciphron (de nominaatvorm) en gordius (de zuidelijke ondersoort). Het mannetje van alciphron heeft een violette gloed over de hele bovenzijde, waaraan de soort zijn naam ontleent. Het vrouwtje is in wezen donkerbruin met de gebruikelijke koperkleurige zwarte markeringen in de cel en post-discale gebieden met kenmerkende oranje randmaantjes. Vrouwtjes hebben een meer gebogen vorm aan de basis van de achtervleugel (in vergelijking met de iets vierkantere vorm van het mannetje). Het mannetje van gordius heeft minder opvallende zwarte vlekken, die vooral op de bovenzijde paars zijn, maar zonder de algehele paarse glans van alciphron. Het vrouwtje is heel anders dan de nominaatvogel alciphron. Hij is vrij groot en helder, met een patroon dat veel meer op dat van het mannetje lijkt, maar zonder de paarse gloed. Hij heeft soms blauwe centra op de submarginale zwarte vlekken. De onderkant van het vrouwtje heeft een zeer aantrekkelijke oranje voorvleugel en grijze achtervleugel met een oranje rand. Het mannetje lijkt minder oranje te hebben op de voorvleugel, maar de onderkanten van beide geslachten zijn behoorlijk variabel. De vliegperiode is één generatie van juni tot in juli en de spanwijdte bedraagt 27-33 mm. Waardplant: veldzuring. Engelse benaming: Purple-shot Copper. Friese benaming:

Vliegperiode: