Parelmoervlinders (middelgroot tot groot)

De middelgrote tot grote parelmoervlinders (Heliconiinae) variëren in grootte van 60 tot 100 mm en worden beschermd door bittere lichaamsvloeistoffen. Hierdoor zijn ze voor predatoren oneetbaar. De predatoren worden gewaarschuwd door de prachtige kleurpatronen die veelal combinaties zijn van zwart met rood, oranje, geel en blauw. Door de enorme variabiliteit die binnen een soort kan optreden, zijn deze vlinders soms moeilijk te determineren. De middelgrote tot grote parelmoervlinders behoren tot de aurelia’s (Nymphalidae).

 

Stam: Acraeini
Geslacht: Cethosia

Luipaardvlinder – 2022 (INA)
(NCBI-index: 127317)

Het is soms even zoeken naar een Nederlandse naam wanneer je in het buitenland vlinders ontdekt. Zo ook voor de luipaardvlinder (Cethosia hypsea) die ik op Bali heb ontdekt. Deze vlinder is helder oranjerood van boven met brede zwarte randen. Met dit felle oranje waarschuwen ze roofdieren dat ze giftig zijn. De vleugels zijn geschulpt, waardoor de achtervleugels een bijna zaagtandachtig uiterlijk krijgen. De onderkanten zijn oranjerood met witte banden en zijn gevlekt met zwart dat een ingewikkeld patroon vormt. Vrouwtjes en mannetjes kunnen worden onderscheiden door het vleugelkleurenpatroon aan de rugzijde (bovenkant). De rugzijde van het mannetje heeft een zwart basiskleurpatroon met witte vlekken en fel oranje, terwijl vrouwtjes een zwart basiskleurpatroon hebben, witte en rode vlekken. Vanuit de ventrale richting hebben zowel mannetjes als vrouwtjes hetzelfde kleurpatroon met een combinatie van fel bruine, witte, roodoranje en zwarte vlekken. In het ventrale deel ziet ook het V-vormige patroon op de rand van de vleugel er heel duidelijk uit met het patroon van zwarte en witte schubben. Naast het kleurenpatroon zijn mannetjes en vrouwtjes te onderscheiden aan de spanwijdte, mannetjes zijn kleiner dan vrouwtjes. De spanwijdte bedraagt 60-80mm. Waardplant: passiebloem soorten. Engelse benaming: Lacewing Butterfly. Friese benaming:

 

Stam: Argynnini
Geslacht: Argynnis

Keizersmantel – 2013 (FR)
(NCBI-index: 171802)

De keizersmantel (Argynnis paphia) is sinds 1980 als standvlinder uit Nederland verdwenen. Af en toe werd hij nog als zwerver aangetroffen vanuit Frankrijk waar ik deze parelmoervlinder aantrof. Vanaf 2005 werd de keizersmantel aangetroffen in Limburg en na 10 jaar mag deze vlinder weer als standvlinder benoemd worden. Het mannetje is het best te herkennen. Op de bovenkant van de oranje voorvleugel zijn drie duidelijke zwarte geurstrepen te zien. Verder is de bovenkant bezaaid met een zwart vlekkenpatroon. De onderkant van de voorvleugel is oranjegeel en de achtervleugel groenachtig met zilverkleurige strepen die bij het vrouwtje het breedst zijn. De spanwijdte bedraagt 72-76mm. De vliegperiode is van juni tot in september in één generatie. Waardplant: koninginnekruid, distels. Engelse benaming: Silver-washed Fritillary. Friese benaming: Keizersmantel.

Vliegperiode:

 

Stam: Argynnini
Geslacht: Argynnis

Grote parelmoervlinder – 2023 (BE)
(NCBI-index: 405010)

Een krachtige vlinder die je vaak snel over open grasland met viooltjes en ruige plekken ziet vliegen. De grote parelmoervlinder (Argynnis aglaja) onderscheidt zich van zijn soortgenoten door de groene kleur op de onderkant van de achtervleugel en de lichtoranje band in het zoomveld. Verder zijn talrijke grote, zilverkleurige vlekken op de gehele vleugel aanwezig waarbij die langs de vleugelrand aan de binnenkant begrensd worden met groene driehoekige vlekken. De bovenkant van de de voor- en achtervleugel zijn oranje met zwarte vlekken en stippen. Gelijkende soorten zijn de bosrandparelmoervlinder (Fabriciana adippe), duinparelmoervlinder (Fabriciana niobe), beide hebben op de onderkant van de achtervleugel kleine witte vlekken met een bruinrode rand, en de keizersmantel (Argynnis paphia) die geen parelmoervlekken op de onderkant van de achtervleugel heeft. De vliegperiode is in één generatie van juni tot eind augustus en de spanwijdte bedraagt 45-58mm. Waardplant: ruig viooltje, driekleurig viooltje, hondsviooltje, duinviooltje. Engelse benaming: Dark Green Fritillary. Friese benaming: Grutte parlemoerflinter.

Vliegperiode:

 

Stam: Argynnini
Geslacht: Boloria

Zilveren maan – 2018 (NL)
(NCBI-index: 191398)

De zilveren maan (Boloria selene) is zeldzaam in Nederland en een bedreigde vlindersoort. Hij komt in veengebieden in het Noorden nog voor. De volwassen exemplaren vliegen laag bij de grond om zo nu en dan te stoppen voor het nuttigen van nectar. De bovenzijde van de vleugels zijn oranje met een rij zwarte stippen nabij de vleugelrand en grotere vlekken verspreid over de rest van de vleugel. De achterrand van de vleugels heeft lichtere oranje tot witte vlekken met naar binnen toe een zwarte V-vorm. De onderzijde is bezet met lichte cellen waarvan enkele wit zijn. Een aantal cellen vormen met enige verbeeldingskracht een maansikkel. De zwarte stip in de oranje middencel op de onderkant van de achtervleugel is het kenmerk waar je de zilveren maan het beste aan herkent. De spanwijdte is 41-44 mm. De vliegperiode is van mei tot september in één of twee generaties. Waardplant: moerasviooltje. Engelse benaming: Silver-meadow Fritillary. Friese benaming: Sulveren moanne.

Vliegperiode:

 

Stam: Argynnini
Geslacht: Boloria

Ringoogparelmoervlinder – 2023 (BE)
(NCBI-index: 405022)

Tijdens mijn reis naar Duitsland en België heb ik veel voor mij nieuwe parelmoervlindersoorten gezien waaronder de redelijk gemakkelijk te herkennen ringoogparelmoervlinder (Boloria eunomia). Het beste kenmerk om deze vlinder te herkennen zijn de complete rij zwarte oogvlekken met een geelachtige witte kern waar hij zijn Nederlandse naam aan te danken heeft. Verder zie je twee oranje banden in het wortel- en middenveld. De bovenkant van de vleugels is oranje met zwarte vlekken in het zoomveld en dichter bij de vleugelwortel meerdere zwarte streepjes. De vleugelranden zijn iets donkerder van kleur met kleine lichtere driehoekjes afgezet met donkere dunne lijntjes. De vliegperiode is in één generatie van eind mei tot midden juli en de spanwijdte bedraagt 28-40mm. Waardplant: adderwortel, knolduizendknoop en moerasviooltje. Engelse benaming: Bog Fritillary. Friese benaming:

Vliegperiode:

 

Stam: Argynnini
Geslacht: Boloria

Veenbesparelmoervlinder – 2023 (BE)
(NCBI-index: 405021)

In Nederland is deze vlinder bedreigd en komt nauwelijks meer voor. Slechts enkele waarnemingen zijn bekend in Drenthe. De veenbesparelmoervlinder (Boloria aquilionaris) kwam ik in België echter in grotere getale tegen. De bovenkant van de vleugels zijn oranje met zwarte vlekken en stippen. Eén van de betere kenmerken om deze parelmoervlinder te onderscheiden van een aantal verwante soorten zijn de twee tegenover elkaar liggende V-vormige vlekken in cel 1B aan de bovenkant van de voorvleugel. De grondkleur van de onderkant van de achtervleugel is roodbruin met een paarse zweem en maakt een gevlamde indruk van paarsachtige, zilverachtige en gele vlekken. De zwarte vlekken op de onderkant van de achtervleugel zijn tamelijk onscherp. De achtervleugel heeft een rechte voorrand die bij rustende vlinders opvallend achter de voorvleugel uitsteekt. De vliegperiode is in één generatie van midden juni tot in augustus en de spanwijdte bedraagt 34-36mm. Waardplant: kleine veenbes. Engelse benaming: Cranberry Fritillary. Friese benaming: Feanbeiparlemoerflinter.

Vliegperiode:

 

Stam: Argynnini
Geslacht: Boloria

Paarse parelmoervlinder – 2023 (BE)
(NCBI-index: 596532)

In Nederland komt de paarse parelmoervlinder (Boloria dia) niet erg veel voor. Mijn eerste exemplaar heb ik dan ook in de Belgische Ardennen gespot. Deze parelmoervlinder valt aan de bovenkant niet goed te onderscheiden van de zilveren maan (Boloria selene), de zilvervlek (Boloria euphrosyne) en de veenbesparelmoervlinder (Boloria aquilionaris). Het verschil zit in de onderkant van de vleugels. De zilveren maan en de zilvervlek hebben geen paarse vlekken aan de onderkant van de achtervleugel en bij de veenbesparelmoervlinder is de paarse kleur niet erg dominant. Daarnaast heeft de paarse parelmoervlinder donkere stippen op de onderkant van de achtervleugel en is de bovenrandhoek scherp gehoekt. De zilverwitte vlekken in het zoomveld en in het midden van de vleugel zijn zwart omrand. De vliegperiode is in twee of drie generaties van eind april tot begin september en de spanwijdte bedraagt 41-45mm. Waardplant: akkerviooltje en driekleurig viooltje. Engelse benaming: Weaver’s Fritillary. Friese benaming: Pearse parlemoerflinter.

Vliegperiode:

 

Stam: Argynnini
Geslacht: Brenthis

Braamparelmoervlinder – 2022 (DE)
(NCBI-index: 405032)

Tijdens mijn wandeling in het Irsental in het Eifelgebied zag ik dat bij de rondfladderende parelmoervlinders een andere zat dan die ik tot dan had gezien. Het duurde even voordat  de braamparelmoervlinder (Brenthis daphne) zo ging zitten dat ik hem goed op de foto kon zetten. Voor het vaststellen van de juiste soort heb je toch echt wel de boven- en onderkant van de vleugels nodig. De bovenkant van de vleugels zijn oranje met een zwart vlekken- en stippenpatroon. De zwarte vlekken langs de achterrand op de achtervleugel zijn opvallend en bijna los van elkaar. Dit onderscheid braamparelmoervlinder van de gelijkende purperstreepparelmoervlinder (Brenthis ino) waar ze aaneen gesmolten zijn tot een zwarte rand. Een ander verschil is de middencel op de onderkant van de achtervleugel. Bij de braamparelmoervlinder is deze tweekleurig terwijl dit bij de purperstreepparelmoervlinder alleen maar lichtgeel is. De vliegperiode is in één generatie van begin juni tot eind juli en de spanwijdte bedraagt 30-44mm. Waardplant: braam en framboos. Engelse benaming: Marbled Fritillary. Friese benaming: Toarnbeiparlemoerflinter.

Vliegperiode:

 

Stam: Argynnini
Geslacht: Brenthis

Purperstreepparelmoervlinder – 2023 (BE)
(NCBI-index: 405034)

De purperstreepparelmoervlinder (Brenthis ino) lijkt heel erg op zijn verwante soortgenoot de braamparelmoervlinder (Brenthis daphne). Bij beide is de bovenkant van de voor- en achtervleugel oranje met zwarte vlekken en stippen, is de onderkant van de voorvleugel oranje met een gele zone bij de vleugelpunt en heeft de onderkant van de achtervleugel in het zoomveld een bruine kleur met een paarse waas. Het verschil op de bovenkant van de achtervleugel zit in de aaneengesloten zwarte vlekken bij de achterrand waar dat bij de braamparelmoervlinder duidelijk aparte vlekken zijn. Op de onderkant van de achtervleugel is de basis van cel C4 duidelijk geel en vormt een duidelijke, rechtlijnige vlek die de middencel van het donkere postdiscale gebied scheidt. Bij de braamparelmoervlinder is de basis van cel C4 meestal roodbruin en heeft het postdiscale veld een lila bestuiving. De vliegperiode is in één generatie van begin juni tot begin augustus en de spanwijdte bedraagt 34-42mm. Waardplant: moerasspirea. Engelse benaming: Lesser Marbled Fritillary. Friese benaming: Poarperstreepparelmoerflinter.

Vliegperiode:

 

Stam: Argynnini
Geslacht: Issoria

Kleine parelmoervlinder – 2022 (DE)
(NCBI-index: 171587)

In het algemeen moet ik wel afdwalen naar het zuiden om parelmoervlinders te zien. Zo kwam ik de kleine parelmoervlinder (Issoria lathonia) tegen in het Eifelgebied in Duitsland terwijl je deze vlinder in Nederland juist meer in de kuststreken tegenkomt. Het duurde even voordat ik van het beweeglijke exemplaar de juiste foto’s had om hem goed te identificeren. De bovenkant van beide vleugels zijn oranje met veel zwarte stippen waarbij de voorvleugel langs de achterrand een holte vertoond. Langs de voorrand van de voorvleugel zijn de zwarte vlekken meer langwerpig. Op de achtervleugel zie je in principe twee rijen van zwarte stippen langs de rand van de vleugel en een derde iets meer naar binnen. Op de onderkant van de achtervleugel zijn grote witte ovale vlekken te zien met in de donkere zone nabij de achterrand witte oogvlekken die zwart omrand zijn. De vliegperiode is in drie soms vier generaties van begin april tot eind oktober en de spanwijdte bedraagt 38-45mm. Waardplant: akkerviooltje en duinviooltje. Engelse benaming: Queen of Spain Fritillary. Friese benaming: Lytse parlemoerflinter.

Vliegperiode:

 

Stam: Vagrantini
Geslacht: Cupha

Pruimparelmoervlinder – 2022 (INA)
(NCBI-index: 64452)

De Nederlandse naam van deze parelmoervlinder is niet officieel. Ik heb deze gekozen op basis van de waardplant. De pruimparelmoervlinder (Cupha erymanthis) heeft oranjebruine voorvleugels in het basale gebied en donkerbruin in de vleugelpunt met verschillende vlekken. Tussen het basale gebied en de vleugelpunt zijn er gelige schijfvlekken met drie of vier donkerbruine vlekken in cel 2, 3 en 4. De achtervleugels zijn oranjebruin met donkerbruine dwarslijnen gevormd door kleine boogjes en een rij donkerbruine vlekken. De kleur van de onderkant van de vleugels is bleker. De snel vliegende volwassen exemplaren kun je vaak zien vliegen rond struiken en struiken langs verschillende wandelpaden. De spanwijdte bedraagt ongeveer 55mm. Waardplant: Indische pruim. Engelse benaming: The Rustic. Friese benaming:

 

Stam: Vagrantini
Geslacht: Vindula

Gewone jager – 2022 (INA)
(NCBI-index: 1.401980)

De Nederlandse naam van deze vlinder, de gewone jager (Vindula dejone), heb ik voorlopig gekozen aangezien een andere niet beschikbaar is. Deze prachtig gekleurde vlinder is een van de meest bekende soorten in de Oosterse regio, maar alleen het mannetje heeft de oogverblindende oranje vleugels. Zoals alle leden van het geslacht Vindula is deze soort seksueel dimorf. Het mannetje is van boven rijk oranje en heeft een brede post-discale band van iets lichtere kleur op beide vleugels. De band is breed aan de voorvleugel en versmalt bijna tot een punt nabij de binnenrandhoek van de achtervleugel. Er zijn duidelijke zwarte marginale en submarginale lijnen die de vleugel een zigzagachtig uiterlijk geven. Er is een kleine oranje apicale vlek op de voorvleugel en zes zwart gecentreerde oogvlekken op de achtervleugel, meestal klein van formaat. Er is een korte puntige staart bij ader 4 van de achtervleugel. De onderkant is lichter oranje van kleur. Het vrouwtje is meestal groter van formaat, maar heeft een bleekgroene grijze kleur. De post-discale band is wit. De achtervleugels hebben drie paar oranje gele, zwart gecentreerde oogvlekken die groot en duidelijk zijn. Er is een kleine witte apicale vlek op de voorvleugel. De staart bij ader 4 van de achtervleugel is langer dan die van het mannetje. De spanwijdte bedraagt 70-80mm. Waardplant: . Engelse benaming: The Cruiser. Friese benaming: