Weerschijnvlinders (Apaturinae) zijn grote vlinders die een onderfamilie zijn van de aurelia’s (Nymphalidae). Deze onderfamilie bestaat uit 20 geslachten en vertoont gescheiden distributies en unieke waardplantassociaties. De meeste geslachten van deze onderfamilie worden verspreid in Eurazië, Zuidoost-Azië en Afrika aangetroffen, terwijl de geslachten Doxocopa en Asterocampa voornamelijk in respectievelijk Zuid-Amerika en Noord-Amerika worden aangetroffen. Hoewel de larven zich voornamelijk voeden met de planten uit de hennepfamilie (Cannabaceae), worden die van het geslacht Apatura geassocieerd met de wilg en populier (Salicaceae), die in de verte verwant zijn aan de hennepfamilie. De mannetjes hebben een sterke paarse weerschijn op de bovenkant van de voorvleugel. De diep paarsblauwe glans wordt geproduceerd door licht dat wordt gebroken door ribbels op de vleugelschubben. De kleur is alleen zichtbaar vanuit bepaalde hoeken en bij fel licht. De vrouwtjes missen de weerschijn en hebben grotere witte of oranje vlekken. De mannetjes komen in de ochtend naar de grond om te drinken van de vochtige grond. De rest van de dag zijn de vlinders te vinden in de boomtoppen.
Geslacht: Apatura
Grote weerschijnvlinder – 2022 (DE)
(NCBI-index: 191396)
Soms moet je een beetje geluk hebben om bepaalde vlinders tegen te komen. Normaal zit de grote weerschijnvlinder (Apatura iris) hoog in de bomen en komt alleen in de ochtend naar de grond om te drinken van uitwerpselen of kadavers van kleine dieren. Het gaat hun dan om de mineralen die aanwezig zijn. Aan het eind van mijn route door het Eifelgebied zag ik ineens deze mooie grote vlinder op 5 meter hoog op een blad van de boom zitten. Helaas kon ik alleen de onderkant van de vleugels fotograferen zodat ik, wanneer het een mannetje betrof, de kenmerkende blauwpaarse weerschijn kon zien. Het vrouwtje heeft deze kleur niet. De onderkant van de achtervleugel is kastanjebruin met een brede witte band waarbij in het middenveld een duidelijke tand aan de buitenzijde te zien is. De vliegperiode is in één generatie van half juni tot begin augustus en de spanwijdte bedraagt 60-74 mm. Waardplant: Boswilg. Engelse benaming: Purple Emperor. Friese benaming: Grutte wjerskynflinter.
Vliegperiode:
![]()
Geslacht: Apatura
Kleine weerschijnvlinder – 2025 (IT)
(NCBI-index: 461127)
De kleine weerschijnvlinder (Apatura ilia) wordt vooral gevonden in rivierdalen en altijd in de buurt van bomen waar ze zich meestal in ophouden. Doorgaans op voedselrijke bodem. De bovenkant van de oranje en zwarte getekende vleugels heeft bij het mannetje een blauwpaarse glans. Het vrouwtje is oranjebruin en mist deze glans. Op de bovenkant van de voorvleugel bevindt zich vlak bij de achterrand in cel c2 een opvallende zwarte oogvlek met een oranje rand. Dit is ook een onderscheidend kenmerk ten opzichte van de sterk gelijkende grote weerschijnvlinder (Apatura iris). De oranje rand ontbreekt en je ziet alleen een donkere oogvlek op de overwegend donkerbruine voorvleugel. Op de bovenkant van de achtervleugel is de witte band in het discale veld aan de binnenkant niet recht terwijl dit bij de grote weerschijnvlinder wel zo is. De vliegperiode is één generatie van eind mei tot in juli en de spanwijdte bedraagt 55-70 mm. Waardplant: populier, wilg. Engelse benaming: Lesser Purple Emperor. Friese benaming: Lytse wjerskynflinter.
Vliegperiode:










