Zandogen

De zandogen (Satyrinae), de grootste subfamilie van de aurelia’s (Nymphalidae), zijn in de regel onopvallend en bruin van kleur. Mogelijk is dit de oorzaak dat er weinig aandacht is voor deze subfamilie. Vergeleken met andere soorten geeft deze kleur hen een saaie aanblik. Aan de onderkant van de vleugels hebben ze cirkelvormige oogvlekken waaraan ze hun familienaam te danken hebben. De waardplant is meestal een soort die tot de grassen behoort. Het is niet altijd even simpel om de zandoogjes te determineren.

 

Stam: Satyrini
Onderstam: Coenonymphina
Geslacht: Coenonympha

Hooibeestje – 2015 (NL)
(NCBI-index: 242262)

Het hooibeestje (Coenonympha pamphilus) is algemene standvlinder die twee of drie generaties rondvliegt van maart tot oktober. Het is een onopvallende vlinder die alleen op zonnige dagen actief is en zich zelden meer dan een meter boven de grond laat zien. Hij komt veel voor in grasland waar de grassen kort en schaars zijn. De onderkant van de achtervleugel heeft meestal kleine bruin omrande witte puntjes. De bovenkant is licht oranjebruin. De spanwijdte van de vleugels is 34-38mm. Waardplant: reukgras, zwenk- en beemdgrassen. Engelse benaming: Small Heath. Friese benaming: Heaflinter.

Vliegperiode:

 

Stam: Satyrini
Onderstam: Coenonymphina
Geslacht: Coenonympha

Veenhooibeestje – 2018 (NL)
(NCBI-index: 132697)

Een ernstig bedreigde en zeldzame vlinder is het veenhooibeestje (Coenonympha tullia). Met name in het Fochtelooerveen komt deze soort langzaam weer terug door genomen herstelmaatregelen. De bovenkant van de vleugels is bruin met een kleine zwarte oogvlek in de vleugelpunt van de voorvleugel. De onderkant van de voorvleugel is vanaf de vleugelwortel oranje wat na een witte strook overgaat in lichtbruin. De onderkant van de achtervleugel is bruin. Op beide vleugels zit aan de onderkant een rij zwarte oogvlekken met een witte kern en een gele rand eromheen. Kenmerkend is de witte strook op de onderkant van de achtervleugel die tot aan de vleugelrand loopt. De vliegperiode is van juni tot in augustus in één generatie. Waardplant: éénarig wollegras. Engelse benaming: Common Heath. Friese benaming: Feanheaflinter.

Vliegperiode:

 

Stam: Satyrini
Onderstam: Coenonymphina
Geslacht: Coenonympha

Tweekleurig hooibeestje – 2023 (DE)
(NCBI-index: 111894)

De bovenkant van de voorvleugel van het tweekleurig hooibeestje (Coenonympha arcania) is oranje met een donkerbruine rand en de bovenkant van de achtervleugel is bruin. Deze zie je bijna nooit, want hij zit bijna altijd met de vleugels gesloten net als zijn soortgenoten. Op de onderkant van de achtervleugel bevindt zich een rij oogvlekken en een alleenstaande, bruin geringde oogvlek. Aan de buitenkant van de rij oogvlekken loopt een zilverkleurige streep en aan de binnenkant ligt een breed wit veld dat langer is dan de rij vlekken. Het mannetje is iets kleiner en heeft kortere en spitsere vleugels dan het vrouwtje. Het witte veld en de rij oogvlekken zijn onderscheidend voor determinatie ten opzichte van het alpenhooibeestje (Coenonympha gardetta) en het zilverstreephooibeestje (Coenonympha hero). Bij het alpenhooibeestje zijn de oogvlekken niet dubbel omrand en liggen ze in het witte veld en bij het zilverstreephooibeestje is het witte veld veel smaller. De vliegperiode is in één generatie van eind mei tot augustus en de spanwijdte bedraagt 28-38mm. Waardplant: diverse grassoorten waaronder schapengras en beemdgras. Engelse benaming: Pearly Heath. Friese benaming: Twakleurheaflinter.

Vliegperiode:

 

Stam: Satyrini
Onderstam: Euptychiinae
Geslacht: Taygetis

Stompstaartzandoogje – 2024 (MX)
(NCBI-index: 270093)

Na een tour in de buurt van Valladodid in Mexico kwam ik terug bij het hotel en daar zat het stompstaartzandoogje (Taygetis virgilia) met gesloten vleugels bij het schijnsel van een buitenlamp. Deze zandoog komt voor van Mexico tot Honduras, Colombia, Suriname en Guyana. De identificatie van deze soort gebeurt aan de hand van de markeringen op de onderkant van de voor- en achtervleugels. Halverwege de voor- en achtervleugel zie je daar een donkerbruine dwarsstreep met aan de buitenkant een geelwitte lijn. Nabij de vleugelwortel is een zwakbruine lijn te zien die licht gekromd is. Op de voorvleugel is ook een zwakbruine dwarslijn te zien en verderop richting de andere dwarslijn is een zwarte stip aanwezig. Verder zijn is het zoomveld een rij witte stipjes te zien. Zowel de onderkant als bovenkant van beide vleugels zijn verder bruin en is de achterrand van de achtervleugel sterk getand. Bij het mannetje is de zone bij de achterrand van de achtervleugel oranjebruin. De spanwijdte bedraagt ongeveer 68mm en de vliegperiode is onbekend. Waardplant: bamboe. Engelse benaming: Stub-tailed Satyr. Friese benaming:

Vliegperiode:
Onbekend

 

Stam: Satyrini
Onderstam: Maniolina
Geslacht: Maniola

Bruin zandoogje – 2008 (FR)
(NCBI-index: 191418)

Het bruine zandoogje (Maniola jurtina) wordt vaak aangezien voor een hooibeestje indien de vlinder met dichtgeslagen vleugels in de natuur zit. Belangrijk hierbij is dat het bruine zandoogje geen kleine witte stipjes heeft op de onderkant van de achtervleugel. Zodra het bruin zandoogje de vleugels open spreidt is het verschil goed te zien. Bij het mannetje is de bovenkant van de voorvleugel bruin met een zwarte oogvlek zonder witte kern, bij het vrouwtje daarentegen is een oranje veld en een zwarte oogvlek met een witte kern te zien. Soms is dat een dubbele witte kern zoals bij het oranje zandoogje. De volwassen exemplaren vliegen zelfs bij triest weer, waarbij andere vlinders nagenoeg inactief zijn. De bovenkant van de achtervleugel is bij beide bruin. De vliegperiode is in één generatie van juni tot eind augustus en de spanwijdte bedraagt 50-55mm. Waardplant: grote vossenstaart, gewoon reukgras, kropaar, ruwe smele, kweek, rood zwenkgras en Engels raaigras. Engelse benaming: Meadow Brown. Friese benaming: Brún sâneachje.

Vliegperiode:

 

Stam: Satyrini
Onderstam: Maniolina
Geslacht: Maniola
Ondergeslacht: Aphantopus

Koevinkje – 2016 (NL)
(NCBI-index: 2795564)

Het vers koevinkje (Maniola hyperantus) heeft een zeer donkerbruine bovenkant voor beide vleugels. De onderkant is lichtbruin en heeft kenmerkende geel omrande zwarte oogvlekken met een witte kern. De kleine oogvlekken op de onderkant variëren in aantal en grootte en kunnen langwerpig zijn of zelfs reduceren tot kleine witte stippen. De spanwijdte is 48-52mm. Volwassen vlinders vliegen constant in een dobberende vlucht zelfs bij triest en bewolkt weer terwijl andere vlinders dan inactief zijn. Deze algemene standvlinder vliegt in één generatie van juni tot augustus. Waardplant: kropaar, kweek, timotee, grote vossenstaart en ruige zegge. Engelse benaming: Ringlet. Friese benaming: Donker sâneachje.

Vliegperiode:

 

Stam: Satyrini
Onderstam: Maniolina
Geslacht: Maniola
Ondergeslacht: Pyronia

Oranje zandoogje – 2008 (FR)
(NCBI-index: 2795565)

Het oranje zandoogje (Maniola tithonus) is van het bruine zandoogje te onderscheiden door de oranjebovenkant met brede bruine rand op zowel voor- als achtervleugel. In de vleugelpunt van de voorvleugel is een zwart oog zichtbaar met een dubbele witte kern. Dit is geen kenmerk dat uitsluitsel geeft, want het vrouwtje van het bruine zandoogje heeft soms ook een dubbele witte kern. De spanwijdte van de vleugels bedraagt 40-47mm. Het oranje zandoogje vliegt in één generatie rond van juli tot september. Waardplant: kropaar, rood zwenkgras, gewoon struisgras, grote vossenstaart en kweek. Engelse benaming: Gatekeeper. Friese benaming: Oranje sâneachje.

Vliegperiode:

 

Stam: Satyrini
Onderstam: Melanargiina
Geslacht: Melanargia

Dambordje – 2022 (DE)
(NCBI-index: 111923)

Bij een bezoek aan het “1000-vlinderdal” in het Eifelgebied in Duitsland kwam ik het dambordje (Melanargia galathea) tegen een vlinder die je in het noorden van Nederland niet tegenkomt. Deze vlinder zou je eerder verwachten bij de familie van de witjes vanwege zijn kleur, maar wordt toch tot de zandogen gerekend. Zowel de onder- als bovenkant van de vleugels zijn wit met op de bovenkant van de vleugels veel zwarte vlakken langs de randen en in het wortelveld. Op de onderkant van de vleugels zitten ook zwarte vlakken waarbij die op de achtervleugel meer lichtgrijs zijn. Het vrouwtje is vaak te herkennen aan de lichtbruine vlekken op de onderkant die verder overwegend licht geel is. Zowel het mannetje als vrouwtje hebben een aantal oogvlekken op de onderkant van de vleugels. De vliegperiode is in één generatie van half juni tot in augustus en de spanwijdte bedraagt 55mm. Waardpant: zwenkgras, dravik en kamgras. Engelse benaming: Marbled White. Friese benaming:

Vliegperiode:

 

Stam: Satyrini
Onderstam: Mycalesina
Geslacht: Orsotriaena

Donker grasbruintje – 2022 (INA)
(NCBI-index: 366129)

Wanneer ik op reis ben kijk ik altijd om me heen naar nieuwe vlinders. Op Bali, vlakbij het hotel, vloog een zeer beweeglijke vlinder die ik maar moeilijk op de foto kon krijgen. Uiteindelijk moet je maar tevreden zijn met wat je er nog van kan maken voordat hij definitief weg vliegt. Het donker grasbruintje (Orsotriaena medus) is net zo beweeglijk als zijn soortgenoten en net zo moeilijk soms om op foto te krijgen. De bovenkant van de vleugels zijn donkerbruin met een dunne marginale bleke rand. Er zijn geen oogvlekken op de bovenzijde van de vleugels wat bij de onderkant van zowel voor- als achtervleugel wel het geval is. Er zijn vijf oogvlekken aan de onderkant van de vleugels. In de voorvleugel zijn er twee oogvlekken, waarbij de voorste oogvlek iets kleiner is. In de achtervleugel kun je twee oogvlekken zien dichtbij de vleugelpunt en een afzonderlijke oogvlek nabij de binnenrandhoek. Langs de oogvlekken loopt op zowel de voor- als achtervleugel een witte streep. De vlinder koestert zich in de zon, vaak met zijn lichaam evenwijdig aan de zonnestralen. De spanwijdte bedraagt 45-55mm. Waardplant: grassoorten. Engelse benaming: Dark Grass-brown. Friese benaming:

 

Stam: Satyrini
Onderstam: Parargina
Geslacht: Lasiommata

Argusvlinder – 2015 (NL)
(NCBI-index: 111917)

De argusvlinder (Lasiommata megera) is een standvlinder die in heel Nederland wel voorkomt van maart tot oktober in meerdere generaties. Hij heeft dezelfde kleuren en is evengroot als het oranje zandoogje, maar de argusvlinder heeft een veel uitgebreider patroon. Het lichtbruine patroon op de onderkant van de vleugel zorgt ervoor dat hij op muren of op de grond nagenoeg niet opvalt. Hij wordt soms ook wel verward met parelmoervlinders. Zowel de voor- als achtervleugel zijn aan de bovenkant oranje met bruine aders en zoomstrepen. Op beide vleugelpunten van de voorvleugel zit een zwarte stip met een witte kern. Het mannetje onderscheidt zich van het vrouwtje door de harige geurstreep op de bovenkant van de voorvleugel. Bij warm weer vliegen de mannetjes laag bij de grond om op zoek naar vrouwtjes. Bij koeler weer zoeken ze zonnige plekken op en vliegen op om achter een vrouwtje aan te gaan of om andere mannetjes weg te jagen. De spanwijdte bedraagt 44-46mm. Waardplant: kropaar, ruwe smele, rood zwenkgras, kweek en beemdgras. Engelse benaming: Wall Brown. Friese benaming: Argusflinter.

Vliegperiode:

 

Stam: Satyrini
Onderstam: Parargina
Geslacht: Pararge

Bont zandoogje – 2008 (NL)
(NCBI-index: 116150)

Het bonte zandoogje (Pararge aegeria) is een heel gemakkelijk te determineren vlinder. De bovenkant van de vleugels zijn donkerbruin met veel gele vlekken die bij het vrouwtje groter zijn dan bij het mannetje. In de gele vlekken bij de achterrand van de vleugels zitten zwarte vlekken met een kleine witte kern evenals op beide vleugelpunten van de voorvleugels. De vleugels hebben een spanwijdte van 47-50mm. het bont zandoogje geniet vaak uitgebreid van zonnige plekjes, al circulerend vliegend in de lucht om indringers te onderscheppen. Zowel het mannetje als vrouwtje genieten van de honingdauw in de boomtoppen en worden zelden gezien op bloemen behalve vroeg of laat in het seizoen wanneer de bladluis activiteit laag is. Dit zandoogje vliegt in drie generaties rond van eind maart tot eind oktober. Waardplant: kweek, kropaar, witbol, boskortsteel en reuzenzwenkgras. Engelse benaming: Speckled Wood. Friese benaming: Bûnt sâneachje.

Vliegperiode:

 

Stam: Ypthimini
Geslacht: Ypthima

Gewone Vijf-ring – 2022 (INA)
(NCBI-index: 270470)

In verband met het ontbreken van een officiële Nederlandse naam, houd ik voorlopig de naam gewone vijf-ring (Ypthima baldus) aan. Deze tropische vlinder is gemarkeerd met fijne strepen aan de onderkant van de vleugels en heeft een reeks van submarginale geel geringde zwarte oogvlekken. Op de onderkant van de voorvleugel zit nabij de punt van de vleugel een hele grote oogvlek met twee kleine witte stippen erin. Waar de fijne strepen op de onderkant nog uniform verdeeld zijn, is dat op de bovenkant van de vleugels anders. Langs de vleugelranden is een duidelijk lichtere zone te zien waarin de oogvlekken liggen. Deze soort wordt aangetroffen in met gras begroeide bosranden en secundaire groei, op hoogtes tussen ongeveer 300-1200 meter. Beide geslachten vliegen het liefst bij bewolkt weer en zijn niet vies van vliegen bij lichte regen. Ze kunnen worden gevonden terwijl ze zich koesteren op bladafval of weinig gras, maar zijn behoorlijk nerveus in gedrag. De spanwijdte bedraagt 3o-40mm. Waardplant: Wide-leaved Carpet Grass en Cow Grass. Engelse benaming: Common Five-ring. Friese benaming: